Tijdens de coronacrisis moesten scholen noodgedwongen overschakelen op volledig afstandsonderwijs. Sommige scholen ontdekten verschillende voordelen aan (deeltijds) afstandsonderwijs en willen graag een deel van de lessen organiseren in de vorm van interactief afstandsleren. Dankzij de enorme investeringen in de Digisprong beschikken leerkrachten en leerlingen vandaag meer dan ooit over het nodige ICT-materiaal en de juiste ICT-vaardigheden. Alleen een duidelijk kader ontbrak, waardoor betwistingen mogelijk bleven, zoals over de evaluatie van de leerstof die via afstandsonderwijs werd gegeven.  

Bovengrens

Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts creëert nu op vraag van scholen een decretaal kader voor interactief afstandsleren in het secundair onderwijs. Het is bewust een minimaal kader. Zo krijgen de scholen enerzijds duidelijkheid en rechtszekerheid, maar behouden ze anderzijds veel ruimte om zelf eigen pedagogische keuzes te maken. In samenspraak met de onderwijspartners is er wel een bovengrens vastgelegd voor het aandeel afstandsleren.  Voor de 1ste graad gaat het om maximaal 20 procent van de tijd, voor de 2de graad om maximaal 30 procent en voor de 3de graad om maximaal 40 procent van de tijd. Er worden wel uitzonderingen toegekend voor de graduaatsopleidingen van het hoger beroepsonderwijs, voor de topsportscholen en voor leerlingen van de balletschool. 

Goede afspraken

Scholen moeten verder vooral goede afspraken maken met de leerlingen en de ouders over het afstandsleren en de vakken die deels via afstandsleren aangeboden kunnen worden. De evaluatie van de leerstof moeten vastgelegd worden in het schoolreglement. De afspraken met de leerkrachten en andere personeelsleden moeten vastgelegd worden in het arbeidsreglement. Er moeten ook specifiek garanties zijn voor kwetsbare leerlingen. Zo moet de school eerst nagaan of alle leerlingen voorbereid zijn op afstandsleren en heeft elke leerling het recht om afstandsleren te volgen vanop school.